skip to Main Content
Posters

Apoplýstra (35° 6’6.48″N / 24°33’43.76″O)

Op vakantie naar Kreta? Fantastisch! Zon, zee, heerlijk eten, een mooie cultuur en… spectaculaire geologie! Het gehele eiland is een waar geologisch paradijs, maar zeker bij de rotsformatie van Apoplýstra spat de geologie er vanaf!
Het gesteente van Apoplýstra, aan de zuidkust op het westen van Kreta, bestaat uit een opeenvolging van lichte en donkere sedimenten – kalk en hoornsteen. Alleen al de krachten die aan het werk geweest zijn om deze van oorsprong mariene sedimenten als een harmonica te buigen, maken diepe indruk. Met een beetje verbeeldingskracht kun je je dit misschien voorstellen. Je staat op de fore-arc, de niet-vulkanische eilandboog van een subductiezone. Onder het gedeelte van de Middellandse Zee dat je hier ziet, bevindt zich de Afrikaanse plaat. Al ruim dertig miljoen jaar duikt de oceanische korst van de Afrikaanse plaat onder de Egeïsche plaat. Zelf sta je bij Apoplýstra op een stukje afgeschraapt en opgeheven zeebodem.
Het is overigens niet alleen een kwestie van ‘afschrapen’… Hoornsteen is een kiezelzuurrijk, microkristallijn gesteente dat wordt gevormd door metasomatisme van sedimentair gesteente. Bij metasomatisme veranderen de mineralen van een gesteente, in dit geval hoornsteen. Onder invloed van subductie heeft hoge druk – lage temperatuur (HP-LT) metamorfose plaatsgevonden. Het oceanisch gedeelte van de korst van Afrika is hier heel oud, en daardoor zwaar. De Afrikaanse plaat duikt sneller naar beneden dan jongere oceanische korsten. De subductiezone verplaatst zich naar het zuiden, en trekt Kreta met zich mee in zuidelijke richting. Als gevolg van rek is op Kreta een omvangrijk breukensysteem ontstaan, waarlangs zowel op- als afschuiving plaatsvindt. Zo kunnen gesteenten die zich – geologisch gezien – nog vrij recent in de diepte van de subductiezone bevonden, nu aan de oppervlakte liggen!

Bronnen:
https://www.google.nl/maps/@35.1017487,24.5620886,213m/data=!3m1!1e3DOI 10.1007/s00531-012-0781-4
– Ullrich Kull, Sammlung geologischer Führer, Kreta, ISBN 978-3-443-15095-2
– A.R. Fortuin, de geologie van Kreta, verschenen in GEA (2007)
https://nl.wikipedia.org/wiki/Metasomatisme

Willem Terpstra (ngv.penningmeester@geologienederland.nl)

Fagradalsfjall

Wat een kleuren en wat veel reliëf zie je op deze poster! Als je goed kijkt zie je meerdere vulkanen. Eromheen zie je veel grijs en zwart en op de achtergrond ook geel en groen. Het zwart is van de gestolde lava. Het grijs is oudere lava, as en of tufsteen. Je ziet ook lava van wit geel tot donkerrood. Aan de rechterkant van de poster zie je talloze ruggen. Wat gebeurt hier? Laten we beginnen met de kleurverschillen. Als magma aan de oppervlakte komt in de vorm van lava is het heel heet. Bij deze vulkaan zeker 950 graden. Dat is veel heter dan bij stratovulkanen. Daar is het soms maar 650 graden! Als het afkoelt verandert de kleur van geel naar rood en als het stolt naar zwart. Door chemische en fysische verwering kan de zwarte lava een lichtere kleur krijgen. Als er na verloop van tijd begroeiing komt komen eerst allerlei korstmossen met allerlei kleuren. Daarna mogelijkerwijs mossen, grassen en dwergstruiken. Dat hangt natuurlijk ook af van de temperatuur en de hoeveelheid neerslag.
De Fagradalsfjall (vertaald uit het IJslands: Mooievallei-berg) is een vulkaan met een kegel opgebouwd uit vulkanische as (tufsteen), op het schiereiland Reykjanes in IJsland. De berg is van noord-oost naar zuid-west langgerekt en het hoogste punt dat de naam Langhóll draagt is ongeveer 385 meter hoog. Daarmee is het de hoogste berg op Reykjanes.
IJsland is het land van de vulkanen. Het ligt op de mid-oceanische rug in de noordelijke Atlantische oceaan. Deze indrukwekkende onderzeese bergrug is een spreidingscentrum (divergente plaatgrens): de oceaanbodem groeit hier in oppervlak dankzij vulkanisme. Hiermee wordt de afstand tussen Noord Amerika en Europa geleidelijk groter. Dit wordt gecompenseerd (de Aarde neemt niet in omvang toe) door subductie processen (ring of fire) in de Stille/Grote oceaan. Bij IJsland komt de mid-oceanische bergrug aan het oppervlak dankzij een mantelpluim. Die heeft voor lokale opheffing en extra vulkanisme gezorgd. Mantelpluimen brengen warm gesteentemateriaal omhoog van grote diepte uit de aardmantel, in tegenstelling tot de herkomst van het vulkanisme van de mid-oceanische rug.
De Fagradalsfjall vulkaan is ontstaan tijdens een ijstijd bij een eruptie onder een gletsjer, waarschijnlijk dankzij de belasting (druk) door de dikke ijskap. Hierbij ontstaat een glasachtig gesteente, palagoniet, dankzij de snelle afkoeling van lava onder het ijs.

Bronnen:
https://www.nu.nl/286933/video/ijslandse-vulkaan-spuwt-lava-tientallen-meters-de-lucht-in.html
https://nl.wikipedia.org/wiki/Fagradalsfjall
https://nl.wikipedia.org/wiki/Platentektoniek
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mantelpluim
https://www.gea-geologie.nl/college-van-de-maand/college-van-de-maand-de-geologie-van-ijsland-hoe-zich-een-eiland-heeft-kunnen-vormen-in-de-atlantische-oceaan
https://nl.wikipedia.org/wiki/Palagoniet

Als je vragen hebt mail dan ngv.voorzitter@geologienederland.nl.

Clarinus Nauta (voorzitter NGV) en Ronald van Balen (Afdeling Aardwetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam).

Kalksteen kliffen van Côte d’Albâtre, Etretat
Lokatie: noordwestkust van Frankrijk

Deze 120 km lange kuststrook langs Het Kanaal is vanwege haar kleur vernoemd naar Albast. De kliffen zijn het equivalent van de beroemde witte kliffen van Dover aan de overzijde van Het Kanaal. Het gesteente ontsloten in de kliffen bestaat uit de kalksteen soort ‘chalk’, krijtkalk in het nederlands. Dit is een fijnkorrelige kalksteen, met een hoge porositeit en lichte kleur, die vrijwel volledig opgebouwd is uit de restanten van plankton, zoals foraminiferen en coccolithoforen. De ‘chalk’ bij Etretat heeft een Laat Krijt ouderdom (Turonien en Coniacien; tijdperiodes (officieel ‘etages’) van respectievelijk 93.9 – 89.8 en 89.8 tot 86.3 Miljoen jaar geleden). De geologische periode ‘Krijt’ is vernoemd naar de kalksteen die toen op grote schaal is afgezet in grote delen van Europa.
Krijtkalk komt ook in de ondergrond van Nederland voor, maar is daar begraven door een over het algemeen dik pakket (ca. 1000 meter) jongere sedimenten. In onze ondergrond is de ‘chalk’ scheefgesteld en sterk verbroken, dankzij Alpiene tektoniek.
In de krijtkalk komt veel vuursteen voor. Dat zijn concreties van (cryptokristallijne) siliciumdioxide (kiezelzuur), die gevormd zijn in de krijtkalk nadat het sediment was afgezet (secundair), tijdens de vroegste fase van diagenese (omzetting van sediment naar gesteente). Een belangrijke bron van siliciumdioxide zijn waarschijnlijk sponsnaalden geweest. De vuursteen concreties (knollen) vormen banken, die op de foto te herkennen zijn als donkere lagen. De vuursteen concreties volgen vaak de gelaagdheid (horizontaal) en ook graafgangen (verticaal) in de krijtkalk. Vaak zijn fossielen (bijvoorbeeld sponzen, zee-egels) ook omgezet in vuursteen. Vuursteen is door mensen gebruikt om werktuigen van te maken (bijvoorbeeld vuistbijlen, spitsen, schrabbers, vuur ketsen). Krijtkalk wordt gebruikt als bouwsteen, en als grondstof voor cement.
De kliffen zijn steil, omdat ze ondermijnd worden door erosieve werking van golven. De klifwanden storten regelmatig in, omdat er een brandingsnis onstaat onderaan het klif. De foto laat een eb situatie zien; tijdens vloed slaan de golven tegen het klif. Naar beneden gevallen kalksteen verkruimeld, maar de vuursteen is hard en verweerd langzaam. De vuurstenen brandingsrolstenen (het donkere strand op de foto) worden door de golven gebruikt om het klif te ondermijnen. Door de ondermijning trekt het klif zich landwaarts terug. Deze kust erosie is een langzaam doorgaand en niet te stoppen proces (de vorming van Het Kanaal, en dus het ontstaan van de kliffen, begon pas zo’n 450 duizend jaar geleden; bij Dover is de terugtrek snelheid gemiddeld zo’n 1 cm per jaar). Stukken kalksteen die harder zijn blijven wat langer staan tijdens het terugtrekproces, zoals de naald en het poortje op de foto. Bovenaan de kliffen zijn dolines (zinkgaten) zichtbaar. Dit zijn inzak-structuren die ontstaan door uitloging van de krijt kalksteen door infiltrerend regenwater. De krijtkalk lost daarbij op in het enigszins zure water. De dolines zijn in doorsnede zichtbaar omdat ze ouder zijn dan het klif. Op de voorgrond kijken we juist over een aangesneden doline heen.

Bronnen RT van Balen, Afdeling Aardwetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam en Wikipedia:
https://en.m.wikipedia.org/wiki/C%C3%B4te_d%27Alb%C3%A2tre
https://en.m.wikipedia.org/wiki/%C3%89tretat
https://nl.wikipedia.org/wiki/Krijt_(periode)
https://nl.wikipedia.org/wiki/Coniacien
https://nl.wikipedia.org/wiki/Turonien
https://en.wikipedia.org/wiki/Chalk
https://nl.wikipedia.org/wiki/Coccolithoforen
https://nl.wikipedia.org/wiki/Foraminifera
https://nl.wikipedia.org/wiki/Vuursteen
https://nl.wikipedia.org/wiki/Doline

Als je vragen hebt kun je mailen naar ngv.voorziter@geologienederland.nl.

Basalt Pilaren Fingal’s Cave

Op dit plaatje kan je basalt pilaren zien uit Schotland. Je zou denken dat deze speciale structuur door mensen gemaakt is, maar hij is natuurlijk. Basalt is eigenlijk gestolde lava en deze pilaren ontstaan vanwege de langzame afkoeling van het gesteente. Door geleidelijke koeling krimpt het basalt waardoor er scheuren ontstaan. De zeshoekige vorm hebben de pilaren te danken aan het feit dat bij een hoek van 120 graden de meeste energie vrij kan komen. Natuurlijke reacties streven altijd naar een staat met de laagste energie, en dat is in dit geval dus een zeshoek.

Wil je nog meer weten?

https://logos.nl/reuzenpad-hoe-ontstond-deze-ierse-pilarenrots/

Janna Wester, Universiteit Utrecht (ngv.social@geologienederland.nl)

Kaskawulsh gletsjer

Op deze poster zie je een deel van het Kluane National Park in het Westen van Canada. Het gebergte op de achtergrond zijn de ‘St Elias Mountains’ met o.a. de Mount Logan, de hoogste berg (5959 m) van Canada. Op de voorgrond zie je de Kaskawulsh gletsjer.

Gletsjers zijn zeer langzaam bewegende ijsmassa’s. Ze ontstaan in gebergten op grote hoogte waar de sneeuw zich verzamelt en dan door druk van nieuwe sneeuwlagen wordt omgezet in ijs. Deze ijsmassa beweegt heel langzaam door de dalen naar beneden. Zo langzaam dat je dat niet kan zien. Bijvoorbeeld de Rhônegletsjer (de bron van de rivier de Rhône in de Alpen) heeft een snelheid van 100 meter per jaar.
De gletsjer eindigt lager in het dal waar de temperaturen hoger zijn en waar het onderste ijs smelt. Dit smeltwater is het begin van een rivier.

Op de poster zie je twee gletsjers naast elkaar liggen. Bij elkaar zijn de twee gletsjers zo’n 5 à 6 km breed. Naast en tussen de gletsjers zie je langgerekte ruggen, bestaande uit los materiaal (grote en kleine stenen), dat hogerop door vorstverwering en door schuren van het ijs langs de dalwanden is losgekomen. Dit puin wordt door het ijs meegenomen naar beneden. Vanaf het punt waar de gletsjer het dal niet meer geheel vult wordt dit materiaal in puinwallen naast het ijs neergelegd. Deze puinwallen worden morene genoemd. Je ziet op de foto twee soorten morenes: zijmorene (naast de gletsjer) en middenmorene (tussen de gletsjers).
Er is ook (niet zichtbaar) puin dat via spleten in het ijs de bodem van de gletsjer bereikt en daar wordt vermengd met materiaal dat door het schaven van de gletsjer langs de dalwanden en de bodem wordt meegenomen. Dit materiaal wordt door de beweging van het ijs gemalen tot een massa van keien met zand, silt en klei: de grondmorene.

Bij het laagste punt van de gletsjer stroomt het smeltwater via een gletsjerpoort naar buiten en vormt daar het begin van een rivier. Bij de Kaskawulsh gletsjer stroomde deze rivier, aangevuld met smeltwater van andere gletsjers, via de Yukon rivier helemaal naar het Westen, door Alaska, naar de Beringzee.
In 2016 was er bijzondere gebeurtenis in dit gebied: het smeltwater van de Kaskawulsh gletsjer nam plotseling een nieuwe afslag en stroomt nu naar het Oosten en dan naar de Golf van Alaska en de Grote Oceaan.
Deze wisseling van de afvoer werd veroorzaakt door de klimaatverandering op aarde (opwarming). De Kaskawulshgletsjer werd door opwarming kleiner en trok zich terug tot een dalsplitsing, waar het smeltwater makkelijker via een (steiler) zijdal naar beneden naar het Oosten kon stromen. De oude loop naar het Westen die een lager verhang (verval per km) had, kwam toen droog te liggen.

Marcel Stein, Fysisch geograaf.

Als je vragen hebt kun je mailen met ngv.secretaris@geologienederland.nl.

Back To Top